Een kleine kale
Tibetaanse monnik zette het dampende bord voor zijn neus. De zoetige, weeïge lucht
van het grijzige gerecht vulde het sober ingerichte restaurant. Op de
achtergrond klonk Tibetaanse pling plong muziek. De culinair recensent snoof diep
de sterke geur op van haar befaamde Tripe
Tibétain Végétarien voordat hij een hap nam en keek even naar de tengere
gestalte tegenover hem. De kaars op tafel verlichtte haar gezicht, maar haar
diepliggende oogkassen verdwenen in de schaduw. Het zachte, vochtige prutje
verdween tussen zijn bebaarde lippen. Hij liet het even rusten in zijn mond en
sloot zijn ogen om de smaak beter te identificeren voordat hij doorslikte.
Alhoewel pens niet zijn favoriete gerecht was, kon hij niet
ontkennen dat dit het best bereidde orgaanvlees was dat hij ooit had geproefd.
Hij keek haar aan en knikte bevestigend. Ze glimlachte verlegen terug. ”Ik weet
dat u uw recept al jaren geheim houdt, maar voor ons vooraanstaande culinaire blad
zou ik toch graag willen vragen welk hoofdbestandsdeel u gebruikt voor deze
vegetarische pens? Ik zou namelijk zweren dat ik echt vlees proef“, was het
eerst wat de recensent zei. De
boeddhistische kokkin keek hem even nadenkend aan voordat ze antwoordde:
“Vanuit mijn geloof mag ik geen dieren doden, dus ik kan u verzekeren dat ik
geen dierenvlees gebruik voor deze pens. Ik verklap mijn geheime recept inderdaad
liever niet, maar omdat u zo’n speciale gast bent, nodig ik u graag uit om na
de maaltijd mijn keuken te bezoeken”. In gedachte zag ze haar flinterdunne
fileermes al een haarfijne incisie maken in zijn vadsige en behaarde pens; hoe
zijn ingewanden eruit glijden, bloederig en glibberig, klaar om tot moes
gemalen te worden in de gehaktmolen. En tenslotte zijn laatste blik wanneer hij
beseft dat hijzelf het belangrijkste bestandsdeel zou worden van haar befaamde
Tripe Tibétain Végétarien.