In 1997 werd ik
door een kennis uitgenodigd om naar Ajax- Feyenoord te gaan. Ik had er zeker
wel oren naar om mijn club aan te moedigen in deze klassieker. De overwinning
van Ajax volgen vanaf de hoofdtribune was al een feest maar na de wedstrijd had
mijn kennis nog een verrassing. Tot mijn grote verbazing leidde hij mij de
spelershome in. Daar stond ik opeens naast mijn grote helden, Kluivert en
Litmanen. Veel tijd om alles in me op te nemen had ik niet, want mijn kennis
stelde me voor aan niemand minder dan .... Louis van Gaal. Beduusd geef ik hem
een hand. “Aangenaam kennis te maken, meneer Van Gaal.” “Zeg maar gewoon Louis,
hoor,” antwoordt hij sympatiek. Mijn kennis vertelt Van Gaal dat ik stage loop
bij een regionale sportzender en zowaar verstand van voetbal heb. Even denk ik een
vijandige flikkering in zijn ogen te zien en ik herinner me Van Gaals afkeer
van sportjournalisten. “Toch niet voor die... Van ’t Hert?” “Euh... jawel,”
stamel ik. “Dat vind ik zo’n vervelende vent. Die heeft echt de ballen verstand
van voetbal,” antwoordt Van Gaal. Ik kijk hem geschrokken aan. Enerzijds had ik
niet gedacht dat hij mijn hoofdredacteur zou kennen en anderzijds realiseer ik
me dat hij mij ook voor journalist aanziet. “Euh... ik ben hier niet als
journaliste hoor. Ik ben hier gewoon om een mooie wedstrijd te zien.” Ik kijk
om me heen op zoek naar mijn kennis om mijn verhaal te bevestigen, maar hij is
verdwenen en ik sta alleen met Van Gaal. Waarschijnlijk is de paniek van m’n
gezicht af te lezen want hij zegt lachend: “oke, nou het is goed hoor, ik
geloof je. Heb jij echt verstand van voetbal?” Met nog steeds bibberende benen
zeg ik: “een beetje”. “Oké”, zegt Van Gaal, “Kluivert is uitgeroepen tot ‘man
of the match’. Terecht, volgens jou?” Ik herwin mijn zelfvertrouwen en antwoord
beslist: “Litmanen heeft het meer verdiend. Hij stond aan de basis van de
eerste 2 doelpunten en scoort dan zelf nog de derde. Bovendien heeft hij
verdedigend veel bijgedragen.” Van Gaal kijkt me lachend aan. “Ik mag jou wel.
Je bent een slimme meid. Maar ik wil niet meer dat je nog voor die Van ’t Hert
gaat werken. Beloof je dat?” Ik knik verlegen. “Dan nemen we nu maar een
biertje op onze overwinning, vind je ook niet?”
woensdag 11 juni 2014
maandag 2 juni 2014
Het Nieuwe Werken volgens collega H.
“Cathelijne, je kunt met mij meerijden hoor!” roept
collega H terwijl ze uit een meeting komt rennen. Ik: “nee hoor, ik kan wel met
de trein...” H: “Nee joh, kunnen we mooi die afspraak alvast samen
voorbereiden.” (...shit, nou ja, vooruit dan maar). In de auto word ik even
helemaal bijgepraat over het merk, nieuwe concepten en stellingen voor een klantonderzoek,
terwijl collega H haar Mini Van tussen de wachtende auto’s voor het stoplicht
wurmt en bijna een verkeersregelaar voor z’n sokken rijdt: “he, nou kan ik hier
niet links, dan maar rechtdoor,”en ze gooit haar stuur weer naar rechts zonder
te kijken. In het verkeer geldt immers het recht van de sterkste, snelste, slimste,
grootste ...of blindste...?
We rijden
uiteindelijk via Rijswijk en op de A13 moeten we van de uiterst rechterbaan
(richting Utrecht) naar de meest linkerbaan (richting Amsterdam) midden in de
spits. Best een uitdaging zou je denken. Maar nee.. niet voor H. Die rijdt nog
rustig door en duwt op het allerlaatste moment d’r Espace er gewoon tussen.
Hatseflats! Ja, H., ik begrijp dat even onnozel glimlachen en verontschuldigend
je hand opsteken soms wel eens wil helpen, maar die bestuurder van die Audi A6
keek toch niet zo blij, toen jouw bumper op een haar na zijn zijspatbord miste.
Even later rijden
we op de A4. “Ik moet nog wel even een telefoontje plegen. Waar is m’n oortje?”
“Thank god, belt ze hand free,”dacht ik nog bij mezelf, maar dan duikt ze in
haar tas op zoek naar het oortje en de auto slingert gevaarlijk heen en weer en
belandt bijna op de baan naast ons. Gelukkig reed er op dat moment niemand. H. bespreekt aan de telefoon enkele delicate
familiekwesties, terwijl ik een beetje onnozel door m’n mail scroll en doe of
ik het niet hoor. Dan valt me op dat we al enige tijd op de uiterst linkerbaan
van de A4 rijden, terwijl het hartsikke rustig is -let wel, de A4 is 4- en op
sommige plekken zelfs 5- baans- en dat we af en toe rechts worden ingehaald,
want H. houdt zich dan weer wel netjes aan de snelheid. H. heeft haar
telefoontje beeindigd en we willen net beginnen met een ‘werkbespreking’ als ze
weer wordt gebeld. “T., ja, ik zit in de auto, maar ik moet even m’n oortje
indoen.” Het oortje is ondertussen weer in haar tas verdwenen en er wordt dus
weer, tijdens het rijden, druk in de tas gezocht. In de verte zie ik de auto’s
vol in de remmen gaan voor een file. Ik doe maar even m’n ogen dicht en haal
een paar keer flink adem. Het telefoontje met collega T. is gelukkig snel
afgehandeld, maar in plaats van onze bespreking te vervolgen, is H. nog steeds druk
met haar telefoon in de weer. Ze is een mail aan het lezen en volgens mij gaat
ze die ook nog beantwoorden ook. “Gut, nou heb ik m’n bril niet op”. Ik voorzie
al direct dat ze weer in haar tas duikt op zoek naar d’r leesbril en voordat er
nu echt ongelukken gaan gebeuren, bied ik snel aan de mail even voor te lezen
en te beantwoorden. Pffff... ramp voorkomen.
We zijn Schiphol
voorbij en rijden inmiddels niet meer op de meest linkerbaan. Het mag een
wonder heten. Alle mail is (voor)gelezen en beantwoord, zakelijke en privé
telefoontjes afgehandeld, tijd om onze ‘autowerkbespreking’ te vervolgen. Oh
nee, nu gaat de navigatie pas aan en moet H. even opletten welke afslag ze ook
al weer moet nemen. Ik vervolg mijn update over een project en of ze zich
daarin kan vinden, als we een rotonde naderen en een fietser bijna door ons
geschept wordt. De fietser moet flink uitwijken en al hoor ik d’r niet, ik heb
een aardige idee welke bewoording ze naar ons hoofd gooit. Weer dat
verontschuldigende handje in de lucht en H. wil net haar route vervolgen als
een tweede fietser plotseling voor de auto opduikt. Hetzelfde verhaal als fietser
nummer 1. Dan zie ik uit m’n ooghoeken nog een derde fietser aankomen, maar
waarschuw H. nog op tijd. Weer een ramp voorkomen. “Dit is ook zo’n rare,
onoverzichtelijke rotonde”, klaagt H.. Eindelijk zijn we bij de parkeerplaats
van de klant en kan ik m’n voorstel over het project nog net in een krappe minuut afronden. We rijden de garage in. Inderdaad,
H., het is een krappe ingang, of is je auto wellicht wat aan de grote kant? En
ik hoor nog niet niet de lak van de auto springen tegen de betonnen wanden van
de garage. Bestemming bereikt en we leven nog. Als dat geen multi tasken is.
vrijdag 2 mei 2014
My worst date ever: de piloot
Ik moet erkennen dat ik niet geheel nuchter was tijdens onze eerste
ontmoeting, die bewuste Koninginnenacht. Op het oog een knappe kerel, goed
figuur, lekker lang, met van die azuurblauwe zwijmelogen. Hij was piloot bij
Martinair vertelde hij en ik meen me te herinneren dat z’n naam Martijn was.
Veel meer wist ik me niet te herinneren omdat de alcohol toch een behoorlijk gat
in m’n geheugen had geslagen. Een week later volgde een echte date en ik keek
er echt naar uit om hem weer te zien.
Helaas. Het begon al toen hij belde om af te spreken. Mijn knappe adonis
heette geen Martijn, maar Dirk. Dirk? Zo heet een keutelboer uit de achterhoek.
Kun je zo afknappen op iemands naam? Enfin, ik zette me over deze kleine
teleurstelling heen en we spraken af bij een restaurant in Utrecht. Ik was
casually late en mijn date zat al aan de chique gedekte tafel op me te wachten;
wit tafellinnen, kaarsen, kristallen wijnglazen, het was zeker niet het minste
restaurant, dacht ik opgetogen. Blijkbaar zat mijn date al enige tijd op mij te
wachten, want hij had al een heel broodmandje en een bakje knoflookboter
verorberd. Toen hij mij gedag zei en me op m’n wang zoende, sloegen de weeïge
knoflookwalmen me in m’n gezicht. Even vertrok m’n hele lijf, door deze
wantstaltige geur, die je natuurlijk nooit ruikt als je zelf knoflook hebt
gegeten. Maar ja, voor een eerste date ga je natuurlijk geen knoflook eten, of
uien, of welk ander stinkend ingredient dan ook. Martijn, die dus eigenlijk
Dirk heette, plofte op z’n stoel. Heeeee, haaalllloooo? Waar zijn de galante
mannen gebleven die voor je opstaan en je stoel aanschuiven? Voor ik goed en
wel zat, begon hij direct zijn relaas: hij en z’n ex waren net uit elkaar. Naïef
als ik was, rook ik nog steeds geen onraad, enkel een penetrante knoflooklucht misschien,
maar ik was toen nog steeds vol goede moed op een leuke avond met wellicht een
spannande afloop. Toch in ieder geval een beetje zoenen. Ik had toch wel
pepermuntjes of kauwgom meegenomen? Hij
bestelde een biertje, terwijl ik een beetje had gehoopt dat we samen een goede
fles wijn zouden drinken. Een kristallen glas verdween direct van het
tafellinnen. Even overwoog ik om zelf dan maar een dure fles Chablis te
bestellen maar ik hield me in met een glas bescheiden huiswijn. Dirk vervolgde
zijn verhaal, dat steeds meer op een betoog ging lijken. Nog steeds over z’n ex
uiteraard. Semi-geinteresseerd knikte ik hem af en toe liefglimlachtend toe,
maar ik luisterde allang niet meer. Dirk had namelijk een vervelende eigenschap,
die mij die bewuste nacht niet was opgevallen. Hij had zo’n saaie stem, dat je
er spontaan bij in slaap viel. Geen enkele klemtoon werd benadrukt, geen
vibraties of toonhoogtes in z’n stem. Gehypnotiseerd door z’n monotome monoloog,
kijk ik naar z’n gezicht. Ik zie z’n lippen bewegen, maar ik hoor niets anders
dan een geronk als van een vliegtuigmotor, of klonk het misschien eerder als
het gezoem van een vervelende bromvlieg die om je hoofd vliegt. Ik ontdek iets
groens tussen z’n tanden. Is het peterselie of iets waarvan ik de oorsprong
wellicht absoluut niet wil weten. Af en toe dringen flarden van z’n woorden tot
me door... “...dat kutwijf...”. Het gaat dus nog steeds over z’n ex. De ober
komt de bestelling opnemen en ik ontwaak even uit deze hypnose. Als de ober weg is, kijk ik in z’n ogen, de
ogen die ik eerst zo prachtig vond. Nu zijn ze rooddoorlopen en de diepblauwe
kleur is veranderd in een ondefineerbare kleur, als van de Noordzee. Hij is
dronken besef ik. Opeens slaat de paniek toe. No way, dat die kerel z’n lamme,
naar knoflook ruikende tong in m’n mond steekt! Hoe dronken was ik eigenlijk
wel niet op die bewuste avond dat dit me allemaal ontgaan is? Hoe overleef ik
deze avond op enigszins discrete wijze? Hellup....! Het voorgerecht wordt dan
net opgediend....Oh ja, de rekening werd gesplit uiteraard.
Me and my Prada's
Onderin mijn kledingkast staan
ze, helemaal achterin. Mijn Prada schoenen. De zilveren studs schitteren tegen
de zwarte ondergrond van het Italiaanse, soepele leer. Ze ruiken zelfs nog naar
vers leer, de lucht van het Wilde Westen, van koeien, paarden, zadels en mannen
met cowboylaarzen. Daar houdt de vergelijking ook direct op, want mijn Prada
pumps hebben verder geen enkele overeenkomst met het Wilde Westen. Ze zijn
elegant en chique met een hak van tenminste 10 centimer, die schuin afloopt in
een klein puntje als van een naald of stiletto. Waarschijnlijk vandaar de term
naald- of stilettohak. Ik zie mezelf al voor me op de prairie tussen de cowboys
op stilletohakken.
Mijn Prada’s zijn ook niet echt gemaakt
om mee op stap te gaan, om te dansen of om uberhaupt op te lopen, ze zijn eigenlijk
alleen om af en toe naar te kijken. Erop lopen is zelfs een ware marteling. Ik
heb ze namelijk iets te klein gekocht..... Zo herkenbaar voor iedere vrouw met
een schoenenfetish.
Toch trek ik ze zo nu en dan aan, even voor een uurtje, in de
hoop dat ik ze dan, tegen beter weten in, een beetje inloop. Maar wanneer ik die elegante, vrouwelijke
vorm dan over mijn voeten heenplaats, onderga ik een geestelijke metamorfose.
Ik voel me plots sexy, ik voel me Beyoncé, een ware mannenmagneet, sterk, oogverblindend
en onoverwinnelijk, met kilometerslange slanke benen waarmee ik soepel over de
rode loper paradeer. Ik ben op de Oscaruitreiking, camera’s flitsen om me heen
en fans verdringen zich om een glimp op te vangen van mij en mijn Prada’s.
Bekende actrices en fotomodellen kijken vol afgunst naar mijn meest waardevolle
bezit...
Maar dan....Mijn voeten zijn het
duidelijk niet eens met de veel te krappe maat 39,5 die ze omsluit en de ruim
10 centimeter hoge hak die toch mijn gehele gewicht moet dragen op slechts 1
vierkante centimer. Ze beginnen afgekneld te raken en mijn tenen voelen verkrampt
alsof een soort spontane artritis zich er meester van heeft gemaakt. De
betovering is direct verbroken en ik plof kermend op de bank. Niks elegants
meer aan mij. Ik ben weer terug in de realiteit.
Snel trek ik de hoge pumps uit en
direct beginnen mijn tenen te joelen van vreugde door de nieuw herwonnen
bewegingsvrijheid. Mijn voetbed is inmiddels zeker 1 centimer ingezakt en
kreunt onder mijn gewicht bij de eerst stap die ik nu schoenloos zet. De bal
van m’n voet voelt alsof ik zojuist op hete kolen of een spijkerbed heb
gelopen, waarschijnlijk allebei. Op mijn hiel is in een luttele 5 seconden
spontaan een megablaar ontstaan, die eruit ziet alsof ie elk moment kan
openbarsten om het zilte vocht te laten ontsnappen.
Wie mooi wil zijn moet pijn
lijden, zeg ik tegen mezelf, terwijl ik mijn gewonde en uiterst pijnlijke
voetjes toedek met het donzige schapenvachtje van mijn oh zo onelegante Uggs.
M’n Prada’s verdwijnen weer voor een aantal maanden onderin de kast. Alleen om
af en toe naar te kijken.
Abonneren op:
Posts (Atom)